Programma
G.
Gabrieli Intonazione
secondo tono |
Monteverdi Kyrie |
Gloria |
Frescobaldi Canzon
XIII |
Monteverdi Credo |
Frescobaldi Aspice
Domine |
Monteverdi Sanctus |
Benedictus |
Frescobaldi
Canzon
XIII (V) |
Monteverdi Agnus Dei |
|
Pauze |
|
G. Gabrieli Intonazione
ottavo tono |
Monteverdi Confitebor
III alla francese |
Laudate
Pueri |
G. Gabrieli Canzon
IV |
Monteverdi Chi
vol haver felice alla francese |
Dulcissimo
usignolo alla francese |
Questi
vaghi concenti |
De mis wordt uitgevoerd door een klein koor
(12 stemmen) met basso continuo, de
motetten en madrigalen door een uitgebreider koor (18 stemmen) en instrumenten
colla parte. De onderdelen worden afgewisseld met instrumentale stukken en
enkele solo aria’s.
Toelichting
Claudio Monteverdi was ontegenzeggelijk de
belangrijkste componist van de eerste helft van de 17de eeuw. Deze
eigenzinnige componist schrok er enerzijds niet voor terug om nieuwe muzikale
paden in te gaan, anderzijds zorgde hij er wel voor dat hij zijn publiek, vaak
ook zijn werkgevers, plezierde met prachtige muziek, die de status van zijn
werkgevers, achtereenvolgens de hertog van Mantua en de San Marco in Venetië
eer aan deed. Uit geheel Europa kwamen liefhebbers naar Italië om zijn muziek
te horen, zoals o.a. ook Constantijn Huygens die de Mariavespers in Venetië
hoorde. Zijn œvre bestaat uit vooral vocale muziek, missen, motetten, de
bekende vespers, madrigalen, balletten en opera’s. Hij maakte gebruik van de
beste tekstdichters bij zijn wereldlijke composities, zoals Tasso en Guarini.
Zijn muziek kwam ook toen in druk uit en deze boeken vonden hun weg door geheel
Europa.
Voor dit programma hebben we zowel
geestelijke als wereldlijke werken uitgekozen. De geestelijke muziek hoort tot
de “prima prattica”, de oudere stijl en de wereldlijke tot de “seconda
prattica”, de voor Monteverdi’s tijd nieuwe stijl, die de regels van de oudere
stijl met voeten trad, ten gunste van de expressiviteit. Zijn tijdgenoot, de
muziektheoreticus en componist Artusi, verweet Monteverdi dat de moderne stijl
onzinnig was, waarna Monteverdi juist deze mis componeerde, die souplesse aan
theoretische correctheid paart. De motetten en madrigalen zijn deels “alla
francese” gecomponeerd, een Italiaanse nabootsing van het Franse chanson. Dat
levert een hoekig soort muziek op met snelle harmonische wendingen en
virtuositeit voor alle zangers. Het programma eindigt met een “balletto”, een
groter werk voor zangers en intrumentalisten, waarop in de 17de eeuw
ook werd gedanst.