De periode rond
1600 was in Engeland een tumultuose tijd waarin de
staatsgodsdienst regelmatig wisselde van rooms-katholiek naar anglicaans en
terug. De drie grote motetten zijn voorbeelden van de oudere, roomse, traditie,
waarin de muziek stroomt, vijfstemmig, in lange melodielijnen. In contrast
hiermee staan de drie meer toegankelijke Engelstalige motetten waarmee het
programma werd afgesloten. Ter afwisseling een aantal ‘aires’ van Dowland in een
koorzetting.
Schütz (1585-1672) heeft zijn muziek vooral in een Duitse
variant van de Venetiaanse stijl van zijn leraren gemaakt. De Musikalische Exequien SWV 279, gecomponeerd voor de begrafenis van prins Heinrich
Posthumus von Reuss, zijn
voor zangers met een begeleiding van slechts basso continuo. Het werk heeft de
vorm van een Lutherse rouwmis; polyfonie en homofonie en ook meerkorigheid
wisselen elkaar af.
Hoewel De Kruisbergh van Cornelis Thymenszn. Padbrué (c.
1592-1670) voor die tijd wel enigszins ouderwets is, is het technisch wel knap geconcipiëerd, met canons en meerkorigheid, en meer
beschrijvend dan expressief van karakter. De tekst is van de hand van Joost van
den Vondel en dat maakt het werk nog extra interessant.
Tómas Luis de Victoria componeerde in de stijl van
Palestrina. Het grootste werk in dit programma is
zijn driekorige “Missa sopra Laetatus sum”, waarvan wij
het voorbeeld, het gelijknamige motet “Laetatus
sum”, ook zingen. De delen van de mis werden
afgewisseld met motetten van Lasses en Willaert, en ricercares voor blokfluitkwartet van Palestrina.
Ten slot voerden wij het Ave Maria uit van de hedendaagse componist Maarten Surtel, die het werk ook zelf dirigeerde.
|
In dit programma onderzochten wij enkele invloeden uit
geestelijke en wereldse bronnen op de ontwikkeling van de kerkmuziek tijdens de Reformatie in Nederland.
Een belangrijke verandering was de taal waarin de liturgie werd gesproken.
Daar zijn in het begin verschillende oplossingen voor gevonden. Allereerst
kunnen teksten in de volkstaal op Gregoriaanse melodieën gezet worden.
Een andere manier om het probleem van de volkszang op te lossen was om nieuwe
koralen te baseren op populaire liedjes uit die tijd. Natuurlijk werden er
daarnaast ook veel nieuwe melodieën gecomponeerd, want veel 16de eeuwse componisten werden meteen geïnspireerd door
de reformatie. In dit programma laten we voorbeelden horen van
originele en daarop gebaseerde nieuwe composities ten behoeve van de
protestante eredienst en van totaal nieuwe composities uit de 16de en de 17de
eeuw. |
|
Naast een aantal geestelijke en wereldlijke werken van
de Josquin werden ook een aantal werken van
tijdgenoten uitgevoerd. Een uitdaging was het 12-stemmige Regina Caeli van Gombert, en het
ritmisch zeer lastige Intemerata Dei mater van Ockeghem. De vocale werken werden afgewisseld met enkele
instrumentale stukken, waaronder La Spagna van Josquin en Alla Bataglia van
Isaac. |
Dit
10-stemmig meesterwerk voerden we uit in enkele bezetting, hetgeen de tranparantie ook in de tutti gedeelten ten goede kwam. Dit
programma werd gecontrasteerd met de gregoriaanse zetting van het Stabat Mater,
en met de zetting van Alessandro Scarlatti voor 2
solo stemmen met 2 violen en continuo. Dit laatste werd uitgevoerd door La Gamme.
In
zijn Messa III a 4 voci da cappella
(1651) laat Monteverdi zien dat de nieuwe "seconda prattica" het ook
uitstekend doet bij geestelijke muziek. De motetten en madrigalen van dit
programma zijn deels "alla francese"
gecomponeerd, een Italiaanse nabootsing van het Franse chanson. Dat levert een
hoekig soort muziek op met snelle harmonische wendingen en virtuositeit voor
alle zangers.
Bekende
en minder bekende werken van Clemens non Papa, via Boscoop
en uiteraard Sweelinck, vervolgens Huijgens en Hacquart, om te eindigen met Daan Manneke.
Dit
programma liet duidelijk horen dat de Nederlands taal het prima doet, maar ook
dat de componisten van vaderlandse bodem zich uitstekend thuis voelen in het
Frans, Engels en Latijn.
Dit
programma bestond uit werken uit de "Transition Period" waarin Engeland afwisselend de Rooms
Katholieke en de Anglicaanse kerk als staatsgodsdienst aanhing.
Het
eerste deel programma werd geheel gevuld door de imponerende "Western Wind
Mass" van John Taverner op een bekend
volksliedje. Het tweede deel van het programma bestond uit een afwisseling van
vocale en instumentale werken uit dezefde
tijd van o.a. Gibbons, Byrd, Bull. Het centrale thema
hierbij is de "In Nomine" melodie.
|
Een afwisseling van motetten en psalmen door Scheidt, Schein, Hammerschmidt, Sweelink en natuurlijk de grote meester van de Duitse
vroegbarok, Schutz. |
Opnames
van deze projecten zijn verkrijgbaar in onze winkel.