Musica Antiqua Delft
o.l.v. Karel Smagge
Cavalli
- Messa Concertata
Rosenmüller
- Magnificat
Waalse
Kerk Delft, 22 maart 2009, 15.00 uur
Programma
Uitvoerenden
Sopraan Wilna Roode, Suzan Vermeer, Iris de Vette
Alt Harriet Schröder, Tonnie Sedee, Judith
Tegelaers
Tenor Ed Mos, Arnold Quanjer,
Maarten Surtel
Bas Erik Bleichrodt, Marius Geervliet,
Wim Looyestijn
Viool Barbara Vermaas, Dita Breebaart
Gamba Mark Beijlsmit, Ben Bults, Judith van Tol
Algehele leiding: Karel
Smagge.
Toelichting
De samenbindende
factor in het programma is de stad Venetië, waar al deze componisten hebben
geleefd en/of gewerkt.
Het belangrijkste
onderdeel van het programma is de Missa Concertata van Francesco Cavalli
(1612-1676). Deze componist was na Giovanni Rovetta (c. 1598-1668) de
opvolger van Claudio Monteverdi (1567-1643) als kapelmeester van de
belangrijkste kerk van Venetië, de San Marco. Naast geestelijke muziek heeft
hij, net als Monteverdi, ook zo’n 40 prachtige en succesvolle opera’s gecomponeerd.
Qua stijl was hij ook zeker een opvolger van Monteverdi, zowel in zijn
geestelijke als in zijn wereldlijke werken. Cavalli maakt gebruik van de
Venetiaanse gewoonte om meerkorig te musiceren, anderzijds om een groep
solisten tegenover een tutti-koor te plaatsen. Dat was overigens ook daarvoor
al wel de praktijk, zij het dan dat vóór Cavalli de kleinere groep niet altijd
echt solistisch werd ingezet. De solo-instrumenten zijn de
violen, terwijl ter ondersteuning van de tutti-koorzangers drie trombonisten
werden ingedeeld. Deze gewoonte is traditioneel geworden tot en met in de
tijd van Mozart. In plaats van deze trombones zetten wij overigens drie violen
da gamba in. Net als Monteverdi componeerde hij ook een belangrijke
Maria-Vesper, zij het dan dat er voor Cavalli’s Vesper wel heel wat minder
musici nodig zijn.
Missen werden in de
17de eeuw altijd in een liturgisch kader uitgevoerd. In plaats daarvan wisselen
wij de delen af met korte instrumentale werken van tijdgenoten van Cavalli.
Michelangelo Rossi (c. 1600-1674)
stond bekend als Michelangelo del violino. Hij was dus ook voor zijn
tijdgenoten vooral een virtuoos violist. Maar als componist van orgelwerk stond
hij bepaald zijn mannetje: de zevende toccata is niet alleen virtuoos, maar
vooral ook gedurfd door de volkomen nieuwe manier om chromatisch te componeren.
Niet alleen abrupte chromatische overgangen in het begin als lange passages
waarin toonsoort en maat zich haast niet meer laten raden waardoor de
toehoorder zelfs gedesoriënteerd kan raken. Rossi werkte in alle grote
Italiaanse steden.
Giovanni Gabrieli (1557-1613) hoorde
tot de grote componisten van twee generaties eerder, maar zijn instrumentale
werken en zijn orgelmuziek waren baanbrekend voor zijn tijd. Door zijn niet echt
goede gezondheid werd Gabrieli nooit benoemd tot kapelmeester van de San Marco
in Venetië, maar hij was daar wel de belangrijkste organist. De Canzon IV kan
zowel door een instrumentaal ensemble als op orgel worden gespeeld. Dergelijke
canzona’s werden door hun korte lengte vaak gebruikt als voorspel van vocale
werken. Gabrieli componeerde echter ook nog kortere intonaties die specifiek
dienden als inleidend voorspel. Deze intonaties waren vaak maar zo’n acht maten
lang.
Giovanni Legrenzi (1626-1690) was kapelmeester
van de San Marco na Cavalli en hij bouwde het vaste instrumentale ensemble van
deze kerk op tot een formaat dat tamelijk uniek was in die tijd. Ten tijde van
Monteverdi was daar al wel een meer dan stevig ensemble, maar voor bijzondere
gelegenheden werden er toen nog van buiten ook versterking ingehuurd. Alleen al
aan strijkers had Legrenzi 23 musici vast tot zijn beschikking. Naast veel en
belangrijke geestelijke werken componeerde Legrenzi ook succesvolle opera’s,
die qua stijl wel steeds verder af stonden van die van Monteverdi en Cavalli.
Zo introduceerde hij bijvoorbeeld de da capo-aria. Legrenzi’s muziek
beïnvloedde componisten tot ver buiten de grenzen van Italië.
Johann Rosenmüller (c. 1619-1684) is
niet echt een buitenbeentje, want hoewel Duitser van geboorte, heeft hij in
Venetië als trombonist aan de San Marco onder Cavalli gewerkt. Het verhaal gaat
dat hij van ontucht met zijn koorzangertjes werd verdacht, en de wijk had
moeten nemen uit Leipzig. Na zijn verblijf in Venetië werd hij door de hertog
van Braunschweig-Wolfenbüttel tot hofkapelmeester benoemd. Hij was daar als
componist belangrijk omdat hij de nieuwste Italiaanse stijl introduceerde in
het noorden van Duitsland. Vooral zijn instrumentale muziek wordt tegenwoordig
nog wel gehoord, maar zijn geestelijke muziek, vooral geïnspireerd door de
Venetianen van zijn tijd, is ook belangrijk. Het Magnificat komt uit
Rosenmüller’s Maria-Vesper.